woensdag 1 juni 2011

Een straatdeuntje

Nederlandse senioren die naar een levensliedconcert gaan of naar een musical, voelen zich minder eenzaam dan leeftijdsgenoten die musea en balletvoorstellingen bezoeken. Oudere mensen die van volksvermaak houden zijn ook gelukkiger en tevredener met hun leven dan degenen die meer 'elitaire' cultuur opzoeken. Dat heeft vrijetijdswetenschapper Vera Toepoel van de Universiteit van Tilburg vastgesteld in een onderzoek onder ongeveer 5.000 Nederlanders.

"Samen meezingen met een volkszanger of genieten van een film is gezelliger en zorgt voor meer contact dan kijken naar een serieus toneelstuk, waarbij je stil moet zijn. Ook museumbezoek is meer voor jezelf alleen en dat gaat eenzaamheid, waarmee veel ouderen kampen, dus niet tegen'', aldus de onderzoeker. Toepoel vindt dat de overheid meer geld moet besteden aan "laagdrempelig vermaak". "Nu gaat cultuursubsidie alleen maar naar highbrowkunst, terwijl veel mensen gelukkiger zijn met een gratis bioscoopkaartje." (anp/mvdb)
Waar je volgens de wetenschap van de redactie ook wel niet kan meezingen of praten... We zullen het Toepoel maar vergeven en ons verder toeleggen op het levenslied.
Een schlager en volkslied kennen we, een levenslied is voor de redactie een nieuwe term. Het is, volgens wikipedia de pseudo-wetenschappelijke hoop in domme dagen, een Nederlandstalig lied waarin eenvoud en herkenbaarheid voorop staan. Het lied, dat vaak licht sentimenteel is, richt zich in eerste instantie op de doorsnee luisteraar die geen uitgesproken muzikale of kunstzinnige ontwikkeling heeft.
Zij die die ontwikkeling wel hebben, kijken vaak op het levenslied neer. Vanwege de indruk van goedkoop effectbejag die het levenslied op hen maakt, gebruiken zij ook wel de badinerende benaming smartlap.
Maar de smartlap is dus alles behalve smartbevorderend, de woordkeuze levenslied is daarom beter gekozen, dit volgens Toepoel's bevindingen.
De bedenkers van het levenslied zijn Jean Louis Pisuisse of Max Blokzijl. Zij waren zangers in 1908 en bezochten Nederlands-Indie met hun Nederlandse en Franse chansons. De term levenslied kwam spontaan tot leven omdat het lied over het leven gaat.
In Nederland volgen Speenhoff, Willy Derby en Louis Davids het spoor van het levenslied voor de 2de WO. Na de oorlog neemt bobbejaan Schoepen de draad op van dit genre in Vlaanderen en wordt in heel Europa beroemd. We hebben daarna producers zoals Johnny Hoes en Pierre Kartner die zich op artisten zoals Zangeres Zonder Naam en Eddy Wally,Corry en de Rekels en Jante Koopmans inzetten. Op losse groeven en op volle toeren brengen het levenslied op de televisie.
Toen de illegale piratenzenders het sop kiezen, zijn zij het vooral die het levenslied nieuwe leven inblazen.  Paul Severs en anderen krijgen een label bij de piraten en een duwtje in de rug om door te breken bij het brede publiek. Dezer dagen is dit genre nog niet dood, 'Zo is er maar een' bracht veel levensliederen terug onder de aandacht en met groot succes. Laura Lynn en Frans Bauer hebben een gigantisch succes, zowel bij aanhangers als tegenhangers van het genre.

Geef toe, zelfs indien u een operafanaat bent, een straatdeuntje fluit u zelfs als de trein vertraging heeft of als u in de plensende regen op de bus staat te wachten. Als u het nog niet doet, wordt het tijd, u zal zien dat niet alleen seniors er vrolijker door worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten